Door Fenna
Tijdens onze reis komen we vanalles tegen. Soms zijn dat nieuwe dingen, bijvoorbeeld dat een haak van een sleeplijn goed gebruikt kan worden om een bierflesje te openen. Een andere keer is het iets wat we eigenlijk allang wisten, zoals dat de meeste Fransen echt geen woord Engels spreken.
Toen we de laatste kilometers op zee maakten, bedacht ik me dat wat. In de maand dat we nu onderweg zijn, hebben we er iedere vaardag mee te maken gehad: het aanlanden bij een nieuwe bestemming.
Omdat in Nederland en België wildkamperen verboden is en het in Frankrijk toch nog behoorlijk druk bleek bij de kusten, hebben we voor iedere dag een of meerdere campings opgezocht. Zodra we bijna bij de dichtstbijzijnde bestemming aankwamen, overlegden we of we nog een camping verder zouden gaan. Zo ja, dan voerde ik nieuwe coordinaten in in mijn horloge en gingen we weer op pad. Als het moment was aangekomen dat we bij onze bestemming van de dag waren, begon het feest: we zouden aanlanden. In mijn optiek bestaat dat uit twee fases: de oriëntatie en het precieze mikken. Het is me duidelijk geworden dat er voor ieder land (en voor Frankrijk eigenlijk zelfs twee) verschillende invullingen van de fases zijn.
In Nederland bestond de orientatiefase uit het kijken naar strandtenten. ‘Welke zouden we moeten hebben? De derde van rechts of de vierde?’ Als je daar dan uit bent (wat goed te doen is met Google maps op een telefoon), volgt het mikken. Bij strandtenten kijk je gewoon of die vriendelijke Hollanders beton links of rechts van de strandtent hebben gelegd. Vervolgens land je op een keurig zandstrand. Het sjouwen duurt dan vaak wel even, want Nederlanders houden van lekker brede stranden (lees: een enorm stuk mul zand waar je je kajaks overheen moet sjouwen) om lekker op te zonnebaden. Daarna is het weer een eitje: over de duin heen en hupsa! je bent op een strandcamping.
In België verliep het allemaal net even anders. De oriëntatie: ‘Zit de camping aan het begin of het einde van de stad?’ Het mikken: ‘Ja, ik zie iets wat een niet hele steile trap de boulevard op lijkt!’ Wederom volgt een zachte zandlanding en een lange klauterpartij door het zand. Daarna kregen we vaak ook nog een lange wandeling voor de kiezen. Blijkbaar is het ook aantrekkelijk om een camping te beginnen zo ver mogelijk bij het strand vandaan.
Het eerste deel van Frankrijk noem ik maar even ‘lang strand’. De hoogteverschillen van het water werden hier vrij gauw vrij groot, dus bij laag water (als wij van het water kwamen) was het strand zo lang dat het zeven meter hoogteverschil moest overbruggen. Een voordeel daar was wel dat we met hoger water weer op het water gingen, dus we dan niet nog eens zover hoefden te lopen. In Nederland en België was het hoogteverschil veel kleiner, dus hadden we dat minder. Maar oriëntatie: niks verhard, niks stad, niks strandtent, maar ‘Waar lijkt er een gat in de duin te zitten waar je overheen kunt lopen?’. Een goeie indicatie is vaak of er veel mensen komen. ‘Die moeten toch ergens het strand op zijn gekomen.’ Daarna het mikken: ‘Waar is het strand het minst lang?’ Proberen om extra zandplaten etc. te vermijden. Fijn aan dat grote waterhoogteverschil is dat een groot deel van het zand hard is. Maar een groter deel niet, dus ik hoef hier denk ik niet bij te vermelden dat we blij waren al wat kajak-over-zand-til-training achter de kiezen hadden. Een keer zaten we zelfs een uur later dan gepland op het water (toen we al wel goed konden inschatten hoeveel tijd we nodig hadden). Dat kwam ook deels door de ‘makkelijkere route’ die de mevrouw van de camping mij had verteld, maar toch. Achteraf leek het opzetten van een tent in het natuurgebied in de duinen zeer aantrekkelijk. Maar ja, achteraf is mooi wonen.
Als laatst volgde eigenlijk het prachtigste deel: de rotskusten. Oriëntatie is heel simpel: een gat in de rotsen met een schattig plaatsje erin. Mikken: de boothelling. Wederom gingen we van het water af met laag water, dus trokken we de kajaks op de wieltjes over het harde zand naar de boothelling. Die helling was de eerste van vele. Iedere dag (of avond was het eindelijk steeds) trokken wij onze boot de heuvels op het dorp in. Vaak helemaal bovenin zat een camping, met een panoramisch uitzicht dat wij ook vanuit de kajak hadden. De ochtend daarna begon de eurofie. Van de heuvel af liepen we zo naar het water toe, dat hoog was. Geen meter zand te bekennen, dus wij konden zo onze bootjes in hupsen. Oké, de instap was af en toe wat rotsig, maar dat hadden we geoefend en zo hadden de mensen aan de kant ook wat om gebiologeerd naar te kijken.
Ik ben benieuwd wat de rivieren in Frankrijk en de kust van Italië aan uitstapplaatsen met zich meebrengen!
Hallo jongelui wat een geweldige prestatie we volgen je op de voet de kanalen zal wel wat rustiger vaarwater water zijn mooie foto’s je beleven heel wat geniet er van HgR Jaap en Lia
Hoi bikkels, geniet van jullie verslagen en foto,s en vaar in gedachten met jullie mee , geweldig wat jullie doen.